Voor wie geldt de nieuwe wet?

Euro

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap kan van toepassing zijn op iedereen:

  • die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een of meer vennootschap(pen), én
  • die schulden heeft aan die vennootschap(pen) en/of waarvan de partner of zogenaamde verbonden personen of hun partners schulden hebben aan die vennootschap(pen).

Grofweg heeft iemand een aanmerkelijk belang als diegene:

  • minimaal 5% van de aandelen bezit, en/of
  • het recht heeft om 5% van de aandelen te verwerven, en/of
  • winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst of ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.

Met een directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) wordt doorgaans iemand bedoeld die op grond van voorgaande regels een aanmerkelijk belang heeft. Een dga kan dus geraakt worden door deze wet.

Tip! De regels om te bepalen of iemand een aanmerkelijk belang heeft, kunnen complex zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld ook een aanmerkelijk belang hebben in een vennootschap waarin u niet direct de aandelen bezit, maar wel indirect via een andere vennootschap. U kunt dus een aanmerkelijk belang hebben in meerdere vennootschappen. Overleg met een van onze adviseurs of in uw situatie sprake is van een aanmerkelijk belang, in welke vennootschappen en hoe de regels in uw geval uitwerken.

Let op! Deze advieswijzer concentreert zich met name op een aanmerkelijk belang in een bv. Een aanmerkelijk belang kan echter ook in andere entiteiten worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan een deelgerechtigheid in een open fonds voor gemene rekening of een lidmaatschapsrecht in een coöperatie of een aandeel in een andere (Nederlandse of buitenlandse) vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Ook in die situaties kan de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap van toepassing zijn.

Schulden hoger dan € 700.000 van dga én partner

Een dga met schulden aan zijn bv die hoger zijn dan € 700.000 kan met de gevolgen van de wet te maken krijgen. Het gaat hierbij niet alleen om de schulden van de dga zelf, maar ook om de schulden van de fiscale partner van de dga. Om te beoordelen of de € 700.000 wordt overschreden, worden de schulden van de dga en de fiscale partner bij elkaar opgeteld. Heeft u naast een schuld ook nog een vordering op de bv, dan worden die twee niet gesaldeerd; er wordt dus puur naar de schulden gekeken!

Let op! Heeft u en/of uw fiscale partner een aanmerkelijk belang in meer bv’s, dan moet u de schulden die u en uw fiscale partner hebben aan al die bv’s bij elkaar optellen. Alleen als het totaal niet hoger is dan € 700.000, krijgt u niet met de gevolgen van de wet te maken. U kunt dus niet maximaal € 700.000 per bv lenen, maar tezamen met uw fiscale partner maximaal € 700.000 van al uw bv’s tezamen.

Voorbeeld

U heeft een aanmerkelijk belang in bv X en een aanmerkelijk belang in bv Y. U heeft van beide bv’s geld geleend. Bij bv X bedraagt uw schuld € 350.000, bij bv Y € 500.000. Tezamen bedragen uw schulden meer dan € 700.000. Als u niets doet, moet u straks belasting betalen over een bedrag van € 150.000 (€ 850.000 minus € 700.000).

Ook indirecte schulden en andere rechten

Bij het inventariseren van uw schulden moet u letten op alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen. Ook de indirecte schulden tellen mee.

Let op! Kan de dga en/of zijn fiscale partner alleen een externe financiering krijgen als de bv borg staat? Dan telt deze lening ook mee voor de vraag of de schulden boven de € 700.000 uitkomen. Kan de dga en/of zijn fiscale partner wel een externe financiering krijgen zonder borg, maar zorgt borgstelling door de bv voor betere voorwaarden, dan telt de lening niet mee.

Tip! Overleg met een van onze adviseurs of in uw situatie mogelijk civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen aanwezig zijn en hoe u om moet gaan met borgstelling door de bv.

Ook schulden van verbonden personen

Hebben uw bloed- of aanverwanten in de rechte lijn schulden aan uw bv, dan moet u deze schulden bij uzelf meetellen voor het deel van hun schulden dat boven de € 700.000 uitkomt.

Bloed- en aanverwanten in de rechte lijn zijn kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen enzovoort en ouder, grootouder en overgrootouders enzovoort van uw en/of uw fiscale partner.

Voorbeeld

Heeft bijvoorbeeld uw kind € 600.000 geleend van uw bv, dan hoeft u niets mee te tellen. Bedraagt de schuld van uw kind aan uw bv echter € 800.000, dan telt u € 100.000 mee voor de beoordeling of u boven de drempel van € 700.000 komt. Heeft u zelf € 650.000 bij uw bv geleend, dan betekent dit dus dat u over € 50.000 belasting moet betalen (€ 650.000 + € 100.000 -/- € 700.000).

Tip! Dit geldt niet als uw bloed- of aanverwant zelf een aanmerkelijk belang heeft in uw bv. Uw bloed- of aanverwant moet dan zelf beoordelen in hoeverre de wet op hem/haar van toepassing is. Voor uw beoordeling telt de schuld van uw bloed- of aanverwant dan niet mee.

Voorbeeld

Heeft uw kind uit het vorige voorbeeld een aanmerkelijk belang in uw bv, dan telt de € 100.000 niet bij u mee. U betaalt dan dus geen belasting. Uw kind moet echter over € 100.000 (€ 800.000 -/- € 700.000) belasting betalen.

Uitzondering voor eigenwoningschulden

Voor eigenwoningschulden geldt een uitzondering. Deze tellen niet mee voor de beoordeling of u schulden heeft aan uw bv(‘s) boven € 700.000. Het moet hierbij echter wel gaan om een schuld die voldoet aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting. Bovendien moet een recht van hypotheek verstrekt zijn aan de bv.

Let op! Is geen hypotheek verstrekt, dan telt de lening wel mee. Dat geldt ook als wel hypotheek verstrekt is, maar de lening niet voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. Is wel hypotheek verstrekt, maar is het inschrijvingsbedrag van die hypotheekverstrekking lager dan de lening? Dan telt het deel van de lening boven dit inschrijvingsbedrag ook mee.

Tip! Bestond uw eigenwoningschuld aan de bv op 31 december 2022 al, dan geldt de voorwaarde dat hypotheek verstrekt moet zijn, niet. Deze schulden hoeven dus alleen aan de wettelijke bepalingen te voldoen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting.

Voorbeeld

U heeft een schuld bij uw bv van € 500.000 die u heeft gebruikt voor aanschaf van uw eigen woning. Daarnaast heeft u nog € 500.000 bij uw bv geleend voor andere zaken. De lening voor uw eigen woning voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. U heeft geen hypotheek verstrekt voor deze schuld aan uw bv. Als deze schuld aan de bv op 31 december 2022 al bestond, heeft u geen last van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. De eigenwoningschuld telt namelijk niet mee voor de beoordeling en de andere lening is lager dan € 700.000. Als de schuld na 31 december 2022 is verstrekt, moet u straks over een bedrag van € 300.000 belasting betalen (€ 500.000 + € 500.000 -/- € 700.000).

Tip! De uitzondering voor eigenwoningschulden geldt ook voor schulden van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn. Zijn dit eigenwoningschulden die voldoen aan de hiervoor beschreven voorwaarden, dan tellen deze schulden dus niet bij u mee.

Peildatum 31 december 2023

Op 31 december 2023 wordt voor de eerste keer gepeild of uw schulden hoger zijn dan € 700.000 of niet. Dit uiteraard met inachtneming van alle regels die hiervoor gelden en die we hiervoor (deels) beschreven. Zijn uw schulden op dit moment nog hoger dan € 700.000, dan kunt u dus nu nog in actie komen. Overleg met onze adviseurs wat uw mogelijkheden zijn.

Tip! Voor de beoordeling van de grens van € 700.000 mag u vorderingen die u heeft op uw bv(‘s) niet salderen met schulden die u heeft aan uw bv(‘s). Mogelijk kan het daarom verstandig zijn om vóór 31 december deze vorderingen en schulden officieel met elkaar te verrekenen. Overleg daarover met een van onze adviseurs.

Belastingtarief

U bent over het surplus boven de € 700.000 belasting verschuldigd in box 2. Het tarief in box 2 bedraagt in 2023 26,9%. Vanaf 2024 zullen twee tarieven in box 2 van toepassing zijn. Over de eerste € 67.000 aan box 2-inkomen (voor fiscale partner het dubbele bedrag) zal 24,5% zijn verschuldigd, over het meerdere 31%.

Gevolgen bij latere aflossing schuld

Heeft u in 2023 of een van de volgende jaren belasting betaald over het deel van uw schulden boven de € 700.000, dan wordt de drempel van € 700.000 met dit deel van uw schulden verhoogd. Dit voorkomt dat u elk jaar opnieuw over het surplus boven de € 700.000 moet afrekenen. Een latere aflossing op deze schulden leidt dan tot een negatief inkomen in box 2. Dit negatieve inkomen wordt verrekend met andere positieve inkomsten in box 2 in dat jaar of leidt tot een verlies in box 2. Dit verlies kan vervolgens verrekend worden met box 2-inkomen van het voorafgaande jaar of met box 2-inkomen van de zes opvolgende jaren.

Voorbeeld

U heeft een aanmerkelijk belang in een bv en op 31 december 2023 een schuld van € 850.000 aan deze bv. In uw aangifte inkomstenbelasting 2023 bent u hierover 26,9% over € 150.000 (€ 850.000 minus € 700.000) is € 40.350 belasting verschuldigd. Als u in 2024 € 150.000 aflost op de schuld (en er in dat jaar geen ander inkomen uit box 2 is) ontstaat een verlies in box 2 van € 150.000. Dit verlies kunt u volledig verrekenen met de winst uit 2023, waardoor de in 2023 betaalde belasting van € 40.350 wordt teruggegeven. Over 2023 zult u het echter wel eerst moeten betalen.

Tip! Wilt u meer weten over de gevolgen van een latere aflossing in uw situatie, bespreek dit dan met een van onze adviseurs.

Schulden tot € 700.000

Bedragen de schulden minder dan € 700.000, dan kunt u nog steeds een risico lopen op belastingheffing, omdat de Belastingdienst meent dat sprake is van een verkapte dividenduitkering. De Belastingdienst moet dit wel aannemelijk kunnen maken. Zorg daarom dat uw leningen altijd schriftelijk in een overeenkomst met zakelijke voorwaarden zijn vastgelegd. De bewijspositie van de Belastingdienst wordt dan een stuk lastiger.

Alleen fiscale werking

Als uw bv wordt geconfronteerd met de gevolgen van deze nieuwe wet en dus belasting moet betalen over het surplus boven € 700.000, dan heeft dat alleen fiscale gevolgen. Met andere woorden: de schuld blijft wel gewoon bestaan. U mag de schuld ook in uw aangifte inkomstenbelasting blijven opvoeren.

Tot slot

De Wet excessief lenen kan voor een ongewenste afrekening op 31 december 2023 zorgen. Heeft u, uw partner of met u verbonden personen schulden aan uw bv? Overleg dan met een van onze adviseurs welke gevolgen de wet voor u kan hebben.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

De Belastingdienst heeft hierover onlangs duidelijkheid verstrekt.

Heffingsvrijvermogen

Euro

Om kleine vermogens buiten de heffing van box 3 te houden, bestaat er een heffingsvrijvermogen. Vermogens tot deze grens, in 2023 € 57.000 (€ 114.00 bij een fiscale partner), worden niet in de heffing betrokken. Ook als te weinig vermogen wordt aangegeven en er wordt nagevorderd, moet met dit heffingsvrije vermogen rekening worden gehouden.

Toerekenen heffingskorting

Belastingplichtigen hebben ook recht op heffingskortingen. Door de heffingskortingen blijft een deel van uw inkomen onbelast. Navorderen heeft in beginsel geen invloed op het recht op heffingskortingen, zo blijkt uit de toelichting van de Belastingdienst.

Voorbeeld 
Stel dat er in een situatie € 20.000 aan binnenlands vermogen is aangegeven. Omdat dit minder is dan het heffingsvrije vermogen, volgt geen aanslag. Na verloop van de binnenlandse navorderingstermijn van vijf jaar, ontdekt de fiscus dat het binnenlandse vermogen € 200.000 bedraagt en het buitenlandse vermogen € 500.000.

Uitwerking 
In de beschreven situatie kan nog over het buitenlandse vermogen worden nagevorderd, omdat hiervoor een navorderingstermijn van twaalf jaar geldt. Hierop moet echter nog gewoon het heffingsvrije vermogen in mindering worden gebracht, voor zover dit meer is dan de aangegeven € 20.000. Bij de navordering moet bovendien nog rekening worden gehouden met de heffingskortingen, voor zover die nog niet in mindering zijn gebracht op het aangegeven inkomen.

Let op! Dit betekent dat het heffingsvrije vermogen en de heffingskortingen niet kunnen worden toegerekend aan het deel van het binnenlands vermogen dat niet is aangegeven. Over dit deel valt namelijk niet meer na te vorderen.

UBO-register

Typen

Voor de meeste organisaties bestaat de plicht om de UBO’s van hun organisatie te registreren in het zogenaamde UBO-register. Die verplichting bestaat bijvoorbeeld voor bv’s, nv’s, stichtingen, verenigingen, cv’s, vof’s en maatschappen. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit kan de eigenaar zijn, maar ook een andere belanghebbende of een persoon die zeggenschap heeft. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Privacy voorop

Via de Kamer van Koophandel konden willekeurige derden tot eind november 2022 informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde, is naar het oordeel van het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom eind november 2022 in eerste instantie besloten om de informatieverstrekkingen uit het UBO-register tijdelijk te stoppen en heeft nu besloten om de wet op dit punt te wijzigen.

Wijzigingen

Voorgesteld wordt om de toegang tot het UBO-register te beperken tot instanties met een wettelijke taak bij het voorkomen en tegengaan van fraude, witwassen en terrorismefinanciering, zoals banken en notarissen. Daarnaast kunnen personen en instanties toegang tot het UBO-register krijgen als zij een legitiem belang hebben, zoals de pers en maatschappelijke organisaties. 

Legitiem belang

Het is nog onduidelijk wat precies onder een ‘legitiem belang’ moet worden verstaan. Dit begrip zal daarom in een besluit nader worden uitgewerkt. Over dit besluit zal eerst een internetconsultatie plaatsvinden, zodat belanghebbenden hierover hun mening kunnen geven.

Let op! Na het advies van de Raad van State moet het voorstel nog worden behandeld in de Tweede en Eerste Kamer.

Vooral kleinere ondernemers hebben het daardoor zwaar en bij die ondernemers zien we ook minder investeringen in bijvoorbeeld verduurzaming en digitalisering. Toch liggen er ook kansen en hebben horecaondernemers die nadenken over een duidelijke positionering zeker perspectief. Dit blijkt uit het nieuwe SRA-sectorrapport Horeca. Het rapport vertaalt de financiële cijfers over 2022 op basis van jaarrekeningendata naar trends en verwachtingen voor 2023 en 2024. 

Grotere verschillen binnen de horeca

Horeca

De horeca zag de omzet in 2022 met 39% toenemen en de winstgroei hield gelijke tred (+33,8%), zo blijkt uit de grootschalige cijferanalyse van jaarrekeningen uit de SRA-benchmarkdata, genaamd Branche in Zicht. Dit jaar is de omzet tot nu toe opnieuw gestegen, maar dat komt toch vooral door het inflatie-effect. De winsten staan bij veel horecaondernemers stevig onder druk. Dat blijkt ook uit het feit dat een op de tien bedrijven die in het mkb failliet gaat nu een horecabedrijf is. Dat is meer dan een jaar geleden en ook het aandeel van de horeca in het aantal stoppers is gegroeid. Vooral kleinere ondernemers hebben het financieel zwaar. De stopgolf biedt juist kansen voor de grotere ketenhoreca die nog de middelen heeft om te investeren. De verschillen binnen de horeca zullen dus verder toenemen.

Investeringsklimaat verzwakt

Het investeringsklimaat was voor de horeca als geheel een aantal jaar geleden veel sterker dan nu. Geld is schaarser in de markt en is ook duurder geworden. Tegelijkertijd schieten de kosten omhoog, zijn er achterstallige betalingen en is er veel onzekerheid in de markt. Deze combinatie van factoren betekent een groot risico voor de noodzakelijke investeringen in cruciale thema’s als digitalisering en verduurzaming en daarmee de groei op de lange termijn. In de BiZ-cijfers over 2022 zagen we al dat het percentage horecaondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating < 1%) is teruggevallen van bijna 86 naar 79.

Vooral ten aanzien van verduurzaming hebben veel horecaondernemers financieel gezien concessies gedaan. Dat heeft te maken met krappe middelen, maar ook met negatieve voorbeelden in de markt. Digitalisering en verduurzaming hoeven echter niet veel te kosten en kunnen ook direct geld en een voorsprong op de concurrentie opleveren. Bijvoorbeeld door om te schakelen naar een menukaart met een meer lokaal en seizoensgebonden aanbod. Het is hoe dan ook zaak dat bedrijven erover nadenken en duidelijke keuzes maken met het oog op de toekomst.

Slimme digitalisering

Hoewel de groei in de horeca naar verwachting zal afzwakken, blijft de arbeidsmarkt krap. Slimme digitale oplossingen kunnen bijdragen aan een antwoord. Geautomatiseerde kassasystemen en online reserveren zijn al gangbaar en grote bedrijven experimenteren met robots. Maar er is nog veel meer mogelijk om de efficiëntie te vergroten en het personeel te ontlasten. Denk aan sensoren die de voorraden op peil houden en data-analyse die personeelsplanning op maat mogelijk maakt. Dit soort oplossingen vergt meestal relatief forse investeringen waarvoor schaalgrootte en kennis nodig is. Maar ook met relatief eenvoudige en minder dure technologieën zijn verbeterslagen te maken. 

Gemaksgeneratie biedt kansen

Voor ondernemers die denken in kansen is er de komende tijd in de horeca nog veel te halen. Een voorbeeld is de opkomst van de ‘gemaksgeneratie’. Het aandeel van deze generatie in de totale bestedingen in de horeca is al groot en zal heel snel dominant worden. Deze jongere doelgroepen zoeken snelle en gemakkelijke oplossingen om gezond te eten. Voor de horeca betekent dit dat er een duidelijk onderscheid komt tussen functionele en belevingshoreca. Aan ondernemers de taak om een duidelijke positionering te hebben en na te denken over passende concepten. 

Ook de NoLo-trend (no or low alcohol) kan gunstig zijn voor de horeca. Een alcoholvrij drankje hoeft van de consument niet per se goedkoper te zijn dan een alcoholhoudende drank. Dankzij de lagere btw houdt de ondernemer er dan dus meer aan over. Daarnaast willen steeds meer mensen lokale, gezondere en kleinere producten en porties. Ook dit kan marge-technisch gezien kansen bieden. Als deze trends zich voortzetten – en daar lijkt het op – hebben horecaondernemers die nadenken over een duidelijke positionering zeker perspectief.

 

Ook is er per saldo nog maar weinig ruimte om de noodzakelijke investeringen te doen. Toch lijkt in 2024 een voorzichtig herstel te volgen en er zijn kansen om de negatieve onderliggende trends te verzachten of om te buigen. Denk aan meer op diensten gerichte bedrijfsmodellen, of aan goed werkgeverschap. Dit blijkt uit het nieuwe SRA-sectorrapport Detailhandel. Dit rapport vertaalt de financiële cijfers over 2022 op basis van jaarrekeningendata naar trends en verwachtingen voor 2023 en 2024. 

Volumedruk neemt toe, weinig investeringsruimte

Detailhandel

De detailhandel heeft de omzet in 2022 met ruim 6% zien toenemen, zo blijkt uit een grootschalige cijferanalyse van jaarrekeningen uit de SRA-benchmarkdata, genaamd Branche in Zicht (BiZ). Voor dit jaar ligt de waarde van de bestedingen in de branche tot nu toe nog op een behoorlijk niveau. Dat komt echter volledig door de hogere prijzen, want het verkoopvolume neemt af. Daar komt bij dat veel ondernemers kampen met grote voorraadoverschotten en hun coronasteun of uitgestelde belastingen moeten terugbetalen. Hierdoor kunnen steeds meer retailers het hoofd niet meer boven water houden. Het aandeel van de retail in het aantal faillissementen en stoppers in het mkb is nu veruit het grootst van alle branches. 
In de BiZ-cijfers over 2022 zagen we al dat het percentage retailers dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%) is teruggevallen van bijna 86 naar ruim 79. Verder verslechterde het investeringssaldo als percentage van het vermogen in de detailhandel van 3,6 naar 1,8%. Door dit alles staan de innovatie-inspanningen en de ambities op het gebied van vooral verduurzaming en digitalisering onder druk, terwijl hierop juist forse inzet nodig is. 

Nieuwe bedrijfsmodellen bieden kansen

Gelukkig zijn er ook kansen om de negatieve onderliggende trends in de detailhandel te verzachten of om te buigen. De nieuwe werkelijkheid vraagt bijvoorbeeld om klantvriendelijke bedrijfsmodellen die veel meer op renderende diensten zijn gericht. Retailers zullen zich dus moeten afvragen wat de behoeften van hun consumenten zijn en apart geld moeten vragen voor diensten die daar naadloos op aansluiten. Een tweede mogelijkheid zijn abonnementsvormen, om op te schuiven van de ad-hoc-aankopen naar een grotere mate van continuïteit en voorspelbaarheid. Dit levert een betere voorraadbeheersing en dus lagere kosten op en zorgt – mits goed ingevuld – voor klantenbinding. Ook de herstelmarkt wordt steeds belangrijker, wat zelfs in Europese wetgeving wordt vastgelegd. Daarnaast zijn er kansen in tweedehands en nieuwe samenwerkingsvormen en voor ondernemers die een goede balans of verbinding tussen online en fysiek weten te creëren.

Goed werkgeverschap

Om dit soort kansen te grijpen, is niet alleen creativiteit en ondernemerschap, maar ook een nieuw soort medewerker nodig. Medewerkers die oog hebben voor wat er in de markt gebeurt, voor de klanttypen en het koopgedrag van klanten, die de ontwikkelingen kunnen duiden en in staat zijn om dit alles te vertalen naar de eigen propositie. Dit vergt een kwaliteitsimpuls. Die impuls zit hem niet alleen in het aantrekken van hoger geschoolde medewerkers, maar ook in een strategisch personeelsbeleid en goed werkgeverschap. Het is van belang dat de ondernemer het gesprek aangaat met medewerkers. Waar hebben zij behoefte aan? Hoe willen zij zich ontwikkelen? Hoewel de arbeidsmarkt iets minder krap is geworden, is er nog altijd een grote vacaturevraag. Het is dus zaak om als retailer voortdurend in te zetten op aantrekkingskracht voor huidige en toekomstige werknemers. Alleen door dit strategisch in te bedden in de organisatie, kunnen retailers werken aan een duurzame oplossing voor de veranderende personeelsbehoefte.

 

Eerste uur gratis

Auto

Voor het gerechtshof in Den Haag kwam de vraag aan de orde of bijkomende kosten, zoals administratiekosten, ook in rekening kunnen worden gebracht als het bedrag van de naheffing zelf nihil is. In deze zaak had een automobilist zijn auto geparkeerd op een plaats waar het eerste uur parkeren gratis was. De man had echter geen parkeerkaartje achter zijn voorruit gelegd, zodat niet duidelijk was of hij inderdaad niet langer dan een uur geparkeerd had. Een naheffing van nihil volgde, maar wel met € 61 aan kosten.

Bewijslast ligt bij gemeente

Het Hof Den Haag was het hier niet mee eens en vernietigde de naheffing. De bewijslast dat er langer dan een uur geparkeerd was, lag bij de gemeente. Uit de verordening volgde niet dat parkeerders verplicht kunnen worden hun kenteken in te voeren als er geen parkeerbelasting verschuldigd is. Nu niet bewezen was dat er langer dan een uur geparkeerd was, kon geen naheffing worden opgelegd, aldus het Hof.

Geen naheffing, geen kosten

Het Hof voegde hieraan toe dat uit de Gemeentewet voortvloeit dat er alleen kosten in rekening kunnen worden gebracht als er belasting wordt nageheven. Omdat hiervan geen sprake was, moesten ook de kosten komen te vervallen.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt anders

In een vergelijkbare zaak oordeelde de rechtbank Midden-Nederland onlangs anders. Een automobilist had in Almere geparkeerd op een plaats waar ook het eerste uur gratis was. Hij had langer geparkeerd en een naheffing met kosten gehad. Daarbij was parkeerbelasting nageheven over het eerste uur, tegen een tarief van nihil. Er was echter ook € 66,50 aan kosten in rekening gebracht. De rechtbank liet deze kosten in stand en was kennelijk van mening dat ook zonder naheffing bijkomende kosten berekend kunnen worden.

 

NOW

Administratie

De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) voorzag werkgevers tijdens de coronacrisis van een subsidie in de loonkosten bij een substantiële omzetdaling. De loonkosten tijdens de subsidieperiode waren bepalend voor de hoogte van de subsidie die werd verstrekt op basis van een voorschot. Bleek achteraf dat het verstrekte voorschot te hoog was geweest, dan moet een ondernemer het te veel ontvangen bedrag terugbetalen.

Aflossen is de regel

Dit terugbetalen van de volledige NOW-schuld kan ineens. Ook kan er met het UWV een betalingsregeling worden afgesproken. In principe hanteert het UWV nog steeds dit beleid.

Wanneer is kwijtschelding mogelijk?

In de praktijk leidt de verplichting tot terugbetalen bij sommige ondernemers tot onoverkomelijke financiële moeilijkheden en wordt er verzocht om kwijtschelding. Dit werd tot nu toe geweigerd, maar het UWV heeft onlangs nieuwe regels inzake kwijtschelding gepubliceerd.

U kunt kwijtschelding aanvragen als u wilt stoppen met uw bedrijf en u al uw schulden in principe wilt terugbetalen. U kunt ook kwijtschelding aanvragen als u zonder schulden uw bedrijf wilt voortzetten.

Het nieuwe beleid kent de volgende voorwaarden:

  1. Afbetalen van al uw schulden, dus niet alleen uw NOW-schulden, betekent voor u het einde van uw bedrijf. U zult uw verzoek duidelijk moeten onderbouwen en hieruit moet blijken dat u nu en in de toekomst uw schulden niet kunt aflossen, ook niet via een betalingsregeling.
  2. Uw totale NOW-schuld is duidelijk. Dit betekent dat u een definitieve berekening heeft aangevraagd over alle periodes waarin u NOW heeft aangevraagd. Heeft u nog niet over alle periodes de definitieve vaststelling ontvangen, geef dan aan hoe u aan uw schatting van uw NOW-schuld komt.
  3. De financieel-economische situatie van uw bedrijf is duidelijk. Onder meer de liquidatie- en reorganisatiewaarde van uw bedrijf moet duidelijk zijn. Tal van financiële stukken ter onderbouwing dient u mee te sturen (zie de site van het UWV voor een compleet overzicht).
  4. Stuur een overzicht van alle schulden en schuldeisers. Geef ook aan wat u hen heeft aangeboden, wie buiten dit aanbod blijft en waarom.
  5. Er is geen sprake van fraude of misbruik.

Contact

U dient uw verzoek om kwijtschelding te sturen naar:
UWV – Uitkeren VFV administratie Leeuwarden
NOW
Postbus 287
8901 BB Leeuwarden

Hulp nodig?

Zit u in een dergelijke situatie en heeft u hulp nodig bij het verzamelen van al uw stukken en het opstellen van uw onderbouwing naar het UWV, neem dan contact op met uw gemeente. Zij weten vaak waar u moet zijn bij hulp in dergelijke situaties.

 

Persoonsgebonden aftrek

Geld

Persoonsgebonden aftrekposten zijn de kosten van alimentatie, zorgkosten, giften en de kosten van tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten. Deze kosten mag u aftrekken van uw inkomen in box 1. Is dit onvoldoende om de aftrek te verrekenen, dan mag u het overgebleven deel in aftrek brengen op uw inkomen in box 3, daarna op uw inkomen in box 2. 

Restant blijvend aftrekbaar?

Blijft er dan nog een restant aan persoonsgebonden aftrekposten over, dan is dit blijvend aftrekbaar met uw inkomen in komende jaren. Dit betekent tot uw dood. 

Geen aangifte gedaan, wat nu?

Heeft u in enig jaar geen aangifte gedaan en is er geen aanslag opgelegd, dan kunt u het restant verrekenen met uw inkomen in het eerstvolgende jaar waarin u weer een aanslag krijgt opgelegd. Heeft u ten onrechte geen aangifte gedaan, dan kan de inspecteur in sommige gevallen nog een aanslag opleggen of navorderen. Een restant aan persoonsgebonden aftrek dient dan op deze inkomens in aftrek te worden gebracht.

Let op! Het restant aan persoonsgebonden aftrek gaat zelfs na emigratie niet verloren. Wordt iemand opnieuw belastingplichtig door remigratie, dan kan het restant dus nog gewoon in aftrek worden gebracht.

Afvalstoffenheffing

Containers

Voor het beheer van afval kan een gemeente een aanslag afvalstoffenheffing opleggen aan de gebruiker van een pand, waarvoor de gemeente de plicht heeft om afval in te zamelen. Het tarief van de heffing dient in een verordening te worden vastgelegd. Daarbij geldt vaak een lager tarief voor alleenstaanden.

Zoon verlaat woning kort na jaarwisseling

In een zaak die speelde voor het Hof Amsterdam, was een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd aan de eigenaresse van een pand die dit bewoonde met haar zoon. De zoon verliet in een bepaald jaar kort na 1 januari de woning. De eigenaresse van het pand ontving echter toch een aanslag afvalstoffenheffing voor een meerpersoonshuishouden.

Uitvoerbaarheid voorop

De vrouw stapte hierop naar de rechter, die haar in het gelijk stelde. In hoger beroep stelde het gerechtshof Amsterdam de gemeente echter in het gelijk. Volgens het Hof mag een gemeente de uitvoerbaarheid van de heffing voorop stellen. In het verleden was met een wijziging van de gezinssamenstelling in de loop van het jaar namelijk wel rekening gehouden, maar vanwege de uitvoerbaarheid was dit geschrapt. Volgens het Hof heeft een gemeente dit recht, ook omdat de individuele belangen slechts vrij gering zijn. De aanslag bleef dan ook in stand.

NOW

Horeca

De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) voorzag werkgevers tijdens de coronacrisis van een subsidie in de loonkosten bij een substantiële omzetdaling. De loonkosten tijdens de subsidieperiode waren bepalend voor de hoogte van de subsidie. Waren de loonkosten op een latere peildatum echter lager, dan werd de subsidie ook verminderd. Op deze manier wilde de overheid voorkomen dat personeel ontslagen zou worden bij een dalende omzet.

Fout administratiekantoor

In bovengenoemde zaak was de loonsom op de peildatum van een horeca-onderneemster foutief vastgesteld door het administratiekantoor dat de loonaangiftes verzorgde. De fout werd na de peildatum hersteld. Toch werd de definitieve NOW-subsidie vastgesteld op basis van de foute loonsom op de peildatum. De ondernemer moest van de meer dan € 9.000 subsidie ruim € 8.000 terugbetalen.

Belangenafweging noodzakelijk

De rechter vindt dit niet terecht en vindt dat er bij het terugvorderen van de subsidie een belangenafweging gemaakt had moeten worden. Daarbij is van belang dat er in strijd met de wet weliswaar te veel subsidie is verstrekt, maar dat in dit geval de wet onevenredig uitpakt. 

Geen fraude

Zo is er geen sprake van fraude, is de loonsom in de subsidieperiode niet gedaald maar gelijk gebleven en is de fout veroorzaakt door een derde. De rechtbank acht het nadeel voor de ondernemer onevenredig en draagt de minister dan ook op opnieuw in deze zaak te beslissen, met inachtneming van de uitspraak.